vrijdag 27 september 2013

JOB DEGENAAR - Bezoek aan een verre baby



BEZOEK AAN EEN VERRE BABY

Er stonden nog paarden in de wei
met simpele bedrading afgeperkt
van het zwarte bos rondom

over het veen scheen laag de zon
de wegen waren moddervet
de huizen arm aan kerstvertoon

We namen wijze standpunten in
over cultuur en levensvragen
zo beheersten we de wereld

tot we kwamen bij de wieg
en de stille geluidjes daar
buiten glansde de trekvaart na

Langs de ramen klom een oude
maan, een zendertje ontstak de lamp
en zette ons mooi te kijk

in onze erudiete ontoereikendheid
We praatten hard en dronken wijn
om elke twijfel vĂ³or te zijn



Uit: Het Liegend Konijn, oktober 2008.



www.alberthagenaars.nl

zondag 22 september 2013

JOHANNA KRUIT - Foto bij kaarslicht



FOTO BIJ KAARSLICHT

Een onverklaarbaar ver geluid
joeg mij de zwarte kamer uit,

naar waar de maan haar witte licht
liet varen over mijn gezicht.

Terwijl de hele wereld sliep
leek het alsof een stem mij riep.

Ik zocht naar wat ik niet meer had,
en vond die avond onderdak.

Drie wijzen in vergeten zand
namen mijn bange, koude hand

en leidden mij door de woestijn
om dichter bij wat was te zijn.

Daar zag ik, stil van nietigheid
wie alles hier heeft voorbereid.

Het ongeloof op mijn gezicht
werd door een felle ster belicht.

Dit is voor eeuwig vastgelegd.
Hoe ik mij verder ook vergis.



Uit: Zeegrens - Gedichten 1980-2000, Uitgeverij WEL, 2011.
Foto auteur: Albert Hagenaars.



www.alberthagenaars.nl

ANONIEM - O eewige wijsheit, daer menigh jaer



*

O eewige wijsheit, daer menich jaer
Die oude vaders openbaer
Om riepen met penitencien swaer,
Ghy sijt ons nu gegeven.

O Adonay, o Heere groot,
Ghy hebt aensien ons groote noot,
En sijt in eender mager scoot
Als een cleyn kint gelegen.

O wortel van Yesse, want ghy sijt
Die suete weerde gebenedijt,
Daer God af Woude in deser tijt
Mensceliker natueren leven.

O sloetel heer davids ewich goet,
Ghy hebbet uwen grammen moet
Al gewandelt un oetmoet
En onsen val vergeven.

O blickende raey des hemels troon,
Ghy sijt die eeuwige sonne scoen
Ende eender puerder mager soen,
Daer hemel ende eerde voer beven.

O coninc des volcx, gelooft sydy,
Dat ghij ballinge maket vri,
Des moet u een yegelijc, wie hy sy,
Ewige glorie gheven.

O edel coninc Emanuel,
Wy weten allegader wel,
Dat ghy ons moecht ende niemant el
Die ewige glorie geven.



Uit: J.J. Mak – Middeleeuwse kerstliederen,
Utrecht-Brussel, 1948.

Afbeelding: Aanbidding der koningen van Abraham Bloemaert (1564 - 1651).



www.alberthagenaars.nl